- Lengte: 12 cm
- Broeden: mei en juni
- Maximum leeftijd: 12 jaar
- Eieren en nestjes: Incubatie 14 dagen. 8 – 16 eieren
- Latijnse naam: Cyanistes caeruleus
Kenmerken
Volwassen pimpelmezen zijn circa 12 centimeter groot met een spanwijdte van 17-20 centimeter en een gewicht van ongeveer 12-15 gram, dit is kleiner dan de koolmees. De pimpelmees heeft een vrij herkenbaar verenpak met zijn kobaltblauwe kruin, staart en vleugels die duidelijk afsteken tegen het geel van zijn onderkant. Het verschil tussen mannetje en vrouwtje is vrijwel niet waar te nemen. In juveniel kleed is hij op de kop groenig in plaats van blauw en op de wang gelig. De roep van de pimpelmees klinkt als tsi tsi tsit, de zang is een hoog si si sirrr, gevolgd door bellende geluiden, en lijkt iets feller dan die van de koolmees. De vlucht van de pimpelmees is meestal gelijk aan die van andere mezen. In boogjes zweeft hij door de lucht, in de tussenpozen slaat hij met de vleugels.
Pimpelmezen leven vooral in bosrijke gebieden en tuinen met veel groen. De vogels zijn vooral tussen struikgewas, houtwallen en houtsingels te vinden. Ze voelen zich overal waar bomen staan thuis. Pimpelmezen zijn schuwer dan koolmezen. Het is bekend dat ze trucjes kunnen leren om aan voedsel te komen. Het geschatte aantal paren pimpelmezen in Nederland is ongeveer 275.000 – 325.000 en stijgt nog steeds. De gemiddelde levensduur van een pimpelmees in goede leefomstandigheden bedraagt ongeveer drie jaar, met weinig roofdieren en zachte winters kan ook een leeftijd van acht jaar worden bereikt. De oudst geregistreerde leeftijd voor een pimpelmees is 19 jaar.
Nestelgedrag
In de broedtijd eten pimpelmezen voornamelijk insecten en insectenlarven. Zij nestelen in boomholten en ook vaak in nestkastjes. Hun voorkeur gaat uit naar een vlieggat dat een paar millimeter kleiner in doorsnede is dan dat van de koolmees. Het gat varieert daarmee tussen de 28-30 mm, een verschil van gemiddeld een halve centimeter. Een geschikte nestkast heeft een minimale binnenmaat van 12x12x25 centimeter.
Aan het begin van het voorjaar en in het begin van de zomer wordt de pimpelmees seksueel actiever, maar vanaf het moment dat de dagen gaan lengen (21 december) begint het mannetje al frequent te zingen.
Wanneer een koppeltje pimpelmezen elkaar heeft gevonden blijven zij gedurende een of twee broedsels bij elkaar en nemen ze beide de verantwoordelijkheid voor het voeren van de jongen. Het is echter niet vreemd als het koppeltje hetzelfde nest jaren achter elkaar samen gebruikt of dat het nest wordt overgenomen door één van hun jongen. Een gemiddeld nest bevat 10 tot 12 eieren waarvan meestal 80% uitkomt; 40% van de jongen wordt volwassen. Het grootste deel van de pimpelmezen overleeft strengere winters meestal niet.
Wanneer een stel pimpelmezen het nest geselecteerd heeft, markeren zij dit grondig met de snavels. De verse snavelmarkeringen bevinden zich rondom de opening. Het koppel zal hierna beginnen met de bouw van het nest. Dit nest bestaat meestal uit mos, haren, veren, bladeren, takjes en ander zacht materiaal. Wanneer het nest klaar is begint het vrouwtje met het leggen van één ei per dag. Tot een hoeveelheid van ongeveer 10 eitjes begint het vrouwtje nog niet met broeden. Tijdens het broeden neemt het mannetje de taak op zich om het vrouwtje te voeren. Na twee weken komen de eitjes uit waarna beide ouders de jongen voeren. Om ervoor te zorgen dat roofdieren niet doorhebben waar zich een nest bevindt, brengen de ouders de ontlasting van de jongen, die in een speciaal vliesje verpakt is, ver van het nest. De eierschalen worden door de ouders in het nest opgegeten. Zestien dagen na het uitkomen kunnen de jongen het nest verlaten.
Het verlaten van het nest gebeurt met enige aarzeling, en het duurt vaak een dag voordat alle jongen het nest hebben verlaten. Na het uitvliegen blijven de ouders de jongen nog enige tijd verzorgen en begeleiden. De jongen worden bij elkaar gehouden door een hoop geroep. Gedurende de eerste dagen na het uitvliegen, vormen de jongen een gemakkelijke prooi voor roofdieren omdat ze de vliegkunst nog niet geheel machtig zijn, en ze bovendien veel om voedsel bedelen en daarbij lawaaiig zijn. Jongen leren goed de omgeving kennen waarin ze geboren zijn en keren ook ieder jaar in de lente terug naar de plaats waar zij geboren zijn.
Voedsel
Pimpelmezen maken graag gebruik van vetbollen, pindanetjes en voedertafels met gevarieerde zaden. Vaak verdedigen ze een vetbol tegen andere mezen. Om echter niet ten prooi te vallen aan roofdieren neemt de pimpelmees het liefste kleine hapjes en kijkt steeds snel en goed om zich heen. Maar ook het meenemen van voedsel zoals een pindanootje doet hij vaak. Het liefst neemt hij het dan mee naar een beschutte plek waar hij zich veilig voelt en de tijd kan nemen het op te eten.
Naast het voedsel dat de mens hun aanbiedt, eten zij voornamelijk insecten en hun larven, spinnen, bladluizen, nectar en zaden. De temperatuur in de lente speelt een belangrijke rol bij de timing en de grootte van de rupsenpiek.
Leefgebied
Pimpelmezen zijn zeer talrijk en komen in heel Europa, met uitzondering van IJsland, het gehele jaar voor in bossen, parken en tuinen. Het is meestal een standvogel, maar in sommige jaren kunnen groepen uit Noordoost-Europa naar Midden- en West-Europa trekken. Pimpelmezen kunnen zeer territoriaal zijn waardoor ze een jaar of zelfs hun gehele leven hun gebied verdedigen tegen soortgenoten, maar ook de grotere koolmees wordt soms doel van een verdedigingsaanval in de lente.
Zomer Hele jaar Winter |