De Bergvink zal zomers doorbrengen in de naaldbossen van Noord-Europa, maar naarmate de herfst nadert, kunnen grote zwermen worden waargenomen in het Verenigd Koninkrijk, waar de kepen smullen van beuken eikels. Ze zullen samen met andere vinken naar de tafels komen.
- Lengte: 14 – 16 cm
- Broeden: mei en juni
- Maximum leeftijd: 14
- Eieren en nestjes: Incubatie 14 dagen. 5 – 7 eieren
- Latijnse naam::Fringilla montifringilla
Uiterlijk
Gelijk aan de vink, maar met een iets ander verenkleed. In de zomer is het mannetje zwart en wit met een oranje borst, maar in alle andere seizoenen is hij, net als het vrouwtje, grijzer. De witte buik is het speciale merkteken van deze soort.
Gelijkaardige vogel
Vergelijkbaar met de vink afgezien van zijn witte buik.
Geluiden en lied
Het lied is nogal eentonig en helemaal niet vergelijkbaar met andere vinken.
Voedsel en vogeltafels
Zal de vogellijst af en toe bezoeken. Insecten- en spinneneter. Geeft de voorkeur aan een dieet van zaden, bij voorkeur beukeneiken, maar ook zonnebloempitten. Zal ook insecten en hun larven eten, vooral in zijn vroege jaren als hij wordt gevoed door zijn ouders.
Het nest en de holletjes
De Bergvink bouwt zijn nest met schors, mos en gras en bekleedt het met veren of haar. Het nest wordt geplaatst op de gevorkte tak van een spar, beuk, den of els, of in een struik.
Verspreidingsgebied
Zomer Hele jaar Winter |